rondbezorgen

Conjugations List of Rondbezorgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezorg rondbezorgde rondheb rondbezorgd
jij, je, ubezorgt rondbezorgde rondhebt rondbezorgd
hij, zij, hetbezorgt rondbezorgde rondheeft rondbezorgd
wijbezorgen rondbezorgden rondhebben rondbezorgd
julliebezorgen rondbezorgden rondhebben rondbezorgd
zij, zebezorgen rondbezorgden rondhebben rondbezorgd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondbezorgen with some of the pronouns.

  • Ik rondbezorg de boeken bij de klanten.
  • Jij rondbezorgt de pakketten op tijd.
  • Hij/Zij bezorgt de kranten elke ochtend.
  • Wij rondbezorgen de bestellingen binnen 24 uur.
  • Jullie bezorgen de maaltijden aan huis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondbezorgen with some of the pronouns.

  • Vroeger rondbezorgde ik de kranten in mijn buurt.
  • Toen we jong waren, bezorgden we de folders samen.
  • Hij/Zij bezorgde altijd de post op de fiets.
  • Wij bezorgden de boodschappen elke zaterdagochtend.
  • Jullie rondbezorgden de tijdschriften vroeger.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondbezorgen with some of the pronouns.

  • Ik heb de brieven rondbezorgd gisteren.
  • Jij hebt de cadeaus al bezorgd.
  • Hij/Zij heeft de pakketten vorige week rondbezorgd.
  • Wij hebben de bloemen netjes bezorgd.
  • Jullie hebben de folders op tijd bezorgd.