sluiken

Conjugations List of Sluiken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksluikslookheb gesloken
jij, je, usluiktslookhebt gesloken
hij, zij, hetsluiktslookheeft gesloken
wijsluikenslokenhebben gesloken
julliesluikenslokenhebben gesloken
zij, zesluikenslokenhebben gesloken

Presens
Beta

Example presens sentences for Sluiken with some of the pronouns.

  • Ik sluik door de achterdeur naar binnen.
  • Jij sluikt stiekem snoepjes mee uit de kast.
  • Hij sluikt zijn spullen in zijn tas.
  • Wij sluiken onopvallend langs de bewakers.
  • Jullie sluiken de waardevolle informatie naar buiten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sluiken with some of the pronouns.

  • Ik sluikte vroeger vaak door de achterdeur naar binnen.
  • Jij sluikte stiekem snoepjes mee uit de kast.
  • Hij sluikte zijn spullen in zijn tas.
  • Wij sluikten onopvallend langs de bewakers.
  • Jullie sluikten de waardevolle informatie naar buiten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sluiken with some of the pronouns.

  • Ik heb gesluikt door de achterdeur naar binnen.
  • Jij hebt stiekem snoepjes gesluikt uit de kast.
  • Hij heeft zijn spullen gesluikt in zijn tas.
  • Wij hebben onopvallend langs de bewakers gesluikt.
  • Jullie hebben de waardevolle informatie naar buiten gesluikt.