rijten

Conjugations List of Rijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrijtreetheb gereten
jij, je, urijtreethebt gereten
hij, zij, hetrijtreetheeft gereten
wijrijtenretenhebben gereten
jullierijtenretenhebben gereten
zij, zerijtenretenhebben gereten

Presens
Beta

Example presens sentences for Rijten with some of the pronouns.

  • Ik rijt de papieren in stukken.
  • Jij rijt het oude boek kapot.
  • Hij/Zij/Het rijt de stof met gemak.
  • Wij rijten de doeken voor de schoonmaak.
  • Jullie rijten de bladzijden uit het tijdschrift.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rijten with some of the pronouns.

  • Vroeger reed ik mijn kleren vaak kapot.
  • Toen ik jong was, reed jij altijd je broeken.
  • Hij/Zij/Het reed de bladzijden van het boek.
  • Wij reden de foto's tijdens het opruimen.
  • Jullie reden de dozen per ongeluk stuk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rijten with some of the pronouns.

  • Ik heb de foto per ongeluk verscheurd.
  • Jij hebt het papier netjes gescheurd.
  • Hij/Zij/Het heeft de verpakking opengescheurd.
  • Wij hebben de brief zorgvuldig verscheurd.
  • Jullie hebben de bonnen perongeluk verfrommeld.