knoffelen

Conjugations List of Knoffelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknoffelknoffeldeheb geknoffeld
jij, je, uknoffeltknoffeldehebt geknoffeld
hij, zij, hetknoffeltknoffeldeheeft geknoffeld
wijknoffelenknoffeldenhebben geknoffeld
jullieknoffelenknoffeldenhebben geknoffeld
zij, zeknoffelenknoffeldenhebben geknoffeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Knoffelen with some of the pronouns.

  • Ik knoffel elke dag met mijn huisdier.
  • Jij knoffelt graag aan je eten.
  • Hij knoffelt altijd met zijn speelgoed.
  • Wij knoffelen gezellig tijdens het avondeten.
  • Zij knoffelen samen in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Knoffelen with some of the pronouns.

  • Vroeger knoffelde ik altijd met mijn huisdier.
  • Jij knoffelde vroeger graag aan je eten.
  • Hij knoffelde regelmatig met zijn speelgoed.
  • Wij knoffelden vaak gezellig tijdens het avondeten.
  • Zij knoffelden altijd samen in het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Knoffelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren met mijn huisdier geknoffeld.
  • Jij hebt al vaak aan je eten geknoffeld.
  • Hij heeft vorige week met zijn speelgoed geknoffeld.
  • Wij hebben gezellig tijdens het avondeten geknoffeld.
  • Zij hebben vandaag samen in het park geknoffeld.