vonnissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vonnis | vonniste | heb gevonnist |
jij, je, u | vonnist | vonniste | hebt gevonnist |
hij, zij, het | vonnist | vonniste | heeft gevonnist |
wij | vonnissen | vonnisten | hebben gevonnist |
jullie | vonnissen | vonnisten | hebben gevonnist |
zij, ze | vonnissen | vonnisten | hebben gevonnist |
PresensBeta
Example presens sentences for Vonnissen with some of the pronouns.
- Ik vonnis de verdachte schuldig.
- De rechter vonnist het vonnis.
- Jij vonnist de beklaagde onschuldig.
- Wij vonnissen de dader zwaar.
- De jury vonnist de crimineel tot levenslang.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vonnissen with some of the pronouns.
- Ik vond de verdachte schuldig.
- De rechter vond het vonnis.
- Jij vond de beklaagde onschuldig.
- Wij vonden de dader zwaar.
- De jury vond de crimineel tot levenslang.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vonnissen with some of the pronouns.
- Ik heb de verdachte schuldig bevonden.
- De rechter heeft het vonnis gevonnist.
- Jij hebt de beklaagde onschuldig bevonden.
- Wij hebben de dader zwaar gevonnist.
- De jury heeft de crimineel tot levenslang gevonnist.