markten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | markt | marktte | heb gemarkt |
jij, je, u | markt | marktte | hebt gemarkt |
hij, zij, het | markt | marktte | heeft gemarkt |
wij | markten | marktten | hebben gemarkt |
jullie | markten | marktten | hebben gemarkt |
zij, ze | markten | marktten | hebben gemarkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Markten with some of the pronouns.
- Ik market op de lokale markt.
- Jij market graag biologische producten.
- Hij/Zij market al jarenlang in deze buurt.
- Wij marketten onze producten online.
- Jullie marketen op verschillende markten door het hele land.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Markten with some of the pronouns.
- Vroeger markette ik altijd op deze markt.
- Toen jij nog een kind was, markette je samen met je ouders.
- Hij/Zij markette elke zaterdag op de markt.
- In die tijd marketten wij voornamelijk op de lokale markten.
- Jullie marketten vroeger ook op kleinere markten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Markten with some of the pronouns.
- Ik heb gemarket op de markt gisteren.
- Jij hebt al veel succesvolle markten gemarket.
- Hij/Zij heeft dit jaar al op diverse markten gemarket.
- Wij hebben onze producten op meerdere markten gemarket.
- Jullie hebben met trots jullie nieuwe producten gemarket.