inscherpen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | scherp in | scherpte in | heb ingescherpt |
| jij, je, u | scherpt in | scherpte in | hebt ingescherpt |
| hij, zij, het | scherpt in | scherpte in | heeft ingescherpt |
| wij | scherpen in | scherpten in | hebben ingescherpt |
| jullie | scherpen in | scherpten in | hebben ingescherpt |
| zij, ze | scherpen in | scherpten in | hebben ingescherpt |
Presens
Example presens sentences for Inscherpen with some of the pronouns.
- Ik scherp ins.
- Jij scherpt in.
- Hij/Zij/Het scherpt in.
- Wij scherpen in.
- Jullie scherpen in.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inscherpen with some of the pronouns.
- Ik scherpte in.
- Jij scherpte in.
- Hij/Zij/Het scherpte in.
- Wij scherpten in.
- Jullie scherpten in.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inscherpen with some of the pronouns.
- Ik heb ingescherpt.
- Jij hebt ingescherpt.
- Hij/Zij/Het heeft ingescherpt.
- Wij hebben ingescherpt.
- Jullie hebben ingescherpt.