biezen

Conjugations List of Biezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbiesbiesdeheb gebiesd
jij, je, ubiestbiesdehebt gebiesd
hij, zij, hetbiestbiesdeheeft gebiesd
wijbiezenbiesdenhebben gebiesd
julliebiezenbiesdenhebben gebiesd
zij, zebiezenbiesdenhebben gebiesd

Presens
Beta

Example presens sentences for Biezen with some of the pronouns.

  • Ik bies regelmatig manden als hobby.
  • Jij biesst de stoelen in het restaurant.
  • Hij/Zij biest de rietjes voor de cocktail.
  • Wij biezen onze tassen met de hand.
  • Jullie biezen de matten voor de deur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Biezen with some of the pronouns.

  • Ik beet vroeger vaak manden als hobby.
  • Jij beette altijd de stoelen in het restaurant.
  • Hij/Zij beette de rietjes voor de cocktail.
  • Wij beetten onze tassen met de hand.
  • Jullie beetten de matten voor de deur.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Biezen with some of the pronouns.

  • Ik heb de manden vorige week gebiest.
  • Jij hebt de stoelen al gebiest.
  • Hij/Zij heeft de rietjes voor de cocktail gebiest.
  • Wij hebben onze tassen met de hand gebiest.
  • Jullie hebben de matten voor de deur gebiest.