plastiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plastiseer | plastiseerde | heb geplastiseerd |
jij, je, u | plastiseert | plastiseerde | hebt geplastiseerd |
hij, zij, het | plastiseert | plastiseerde | heeft geplastiseerd |
wij | plastiseren | plastiseerden | hebben geplastiseerd |
jullie | plastiseren | plastiseerden | hebben geplastiseerd |
zij, ze | plastiseren | plastiseerden | hebben geplastiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Plastiseren with some of the pronouns.
- Ik plastiseer mijn kunstwerk.
- Jij plastiseert je documenten.
- Hij/Zij/Het plastiseert zijn/haar boeken.
- Wij plastiseren onze tekeningen.
- Jullie plastiseren de foto's.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Plastiseren with some of the pronouns.
- Vroeger plastiseerde ik mijn posters met de hand.
- Toen ik jong was, plastiseerde jij je tekeningen altijd.
- Hij/Zij/Het plastiseerde vroeger alle boeken in de bibliotheek.
- Wij plastiseerden onze papieren voor extra bescherming.
- Jullie plastiseerden vaak foto's voor speciale gelegenheden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Plastiseren with some of the pronouns.
- Ik heb geplastiseerd wat ik nodig had.
- Jij hebt je papieren geplastiseerd.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar werkboek geplastiseerd.
- Wij hebben de kaarten geplastiseerd.
- Jullie hebben de documenten geplastiseerd.