afsponsen

Conjugations List of Afsponsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspons afsponste afheb afgesponst
jij, je, usponst afsponste afhebt afgesponst
hij, zij, hetsponst afsponste afheeft afgesponst
wijsponsen afsponsten afhebben afgesponst
julliesponsen afsponsten afhebben afgesponst
zij, zesponsen afsponsten afhebben afgesponst

Presens
Beta

Example presens sentences for Afsponsen with some of the pronouns.

  • Ik spons af na het schoonmaken.
  • Jij spons af na het eten.
  • Hij/Zij spons af na het douchen.
  • Wij sponsen af na het sporten.
  • Zij sponsen af na het koken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afsponsen with some of the pronouns.

  • Ik sponsde af na het schoonmaken.
  • Jij sponsde af na het eten.
  • Hij/Zij sponsde af na het douchen.
  • Wij sponsden af na het sporten.
  • Zij sponsden af na het koken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afsponsen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgesponsd na het schoonmaken.
  • Jij hebt afgesponsd na het eten.
  • Hij/Zij heeft afgesponsd na het douchen.
  • Wij hebben afgesponsd na het sporten.
  • Zij hebben afgesponsd na het koken.