resisteren

Conjugations List of Resisteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikresisteerresisteerdeheb geresisteerd
jij, je, uresisteertresisteerdehebt geresisteerd
hij, zij, hetresisteertresisteerdeheeft geresisteerd
wijresisterenresisteerdenhebben geresisteerd
jullieresisterenresisteerdenhebben geresisteerd
zij, zeresisterenresisteerdenhebben geresisteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Resisteren with some of the pronouns.

  • Ik resisteer tegen onrecht.
  • Jij resisteert tegen de verleidingen.
  • Hij/Zij/Het resisteert altijd tegen autoriteit.
  • Wij resisteren voor een betere toekomst.
  • Jullie resisteren met volle overtuiging.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Resisteren with some of the pronouns.

  • Ik resisteerde toen ik jong was.
  • Jij weerstond de verleiding niet.
  • Hij/Zij/Het bood altijd weerstand aan gezag.
  • Wij verweerden ons tegen de beperkingen.
  • Jullie streden langdurig voor gerechtigheid.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Resisteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geresisteerd tegen het systeem.
  • Jij hebt weerstand geboden aan de druk.
  • Hij/Zij/Het heeft moedig verzet getoond.
  • Wij hebben ons verweerd tegen de kritiek.
  • Jullie hebben dapper gestreden voor jullie rechten.