congrueren

Conjugations List of Congrueren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcongrueercongrueerdeheb gecongrueerd
jij, je, ucongrueertcongrueerdehebt gecongrueerd
hij, zij, hetcongrueertcongrueerdeheeft gecongrueerd
wijcongruerencongrueerdenhebben gecongrueerd
julliecongruerencongrueerdenhebben gecongrueerd
zij, zecongruerencongrueerdenhebben gecongrueerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Congrueren with some of the pronouns.

  • Ik congrueer met jouw standpunt.
  • Jij congrueert goed met de groep.
  • Hij/Zij congrueert altijd met de regels.
  • Wij congrueren met de nieuwe richtlijnen.
  • Jullie congrueren vaak met elkaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Congrueren with some of the pronouns.

  • Ik congrueerde vroeger met mijn ouders.
  • Jij congrueerde niet altijd met de gangbare opvattingen.
  • Hij/Zij congrueerde zelden met de voorgestelde maatregelen.
  • Wij congrueerden meestal met de wensen van de klant.
  • Jullie congrueerden in het verleden beter met elkaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Congrueren with some of the pronouns.

  • Ik heb gecongrueerd met zijn voorstel.
  • Jij bent goed gecongrueerd met het team.
  • Hij/Zij heeft altijd gecongrueerd met de normen.
  • Wij zijn volledig gecongrueerd met de aanpak.
  • Jullie hebben al die tijd gecongrueerd met elkaar.