speuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | speur | speurde | heb gespeurd |
jij, je, u | speurt | speurde | hebt gespeurd |
hij, zij, het | speurt | speurde | heeft gespeurd |
wij | speuren | speurden | hebben gespeurd |
jullie | speuren | speurden | hebben gespeurd |
zij, ze | speuren | speurden | hebben gespeurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Speuren with some of the pronouns.
- Ik speur naar aanwijzingen in het bos.
- Jij speurt altijd naar nieuwe avonturen.
- Hij speurt de horizon af op zoek naar schepen.
- Zij speuren grondig door de archieven voor informatie.
- Wij speuren naar verborgen talenten bij onze studenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Speuren with some of the pronouns.
- Vroeger speurde ik vaak naar verborgen schatten in de achtertuin.
- Toen ik jong was, speurde jij altijd met me mee.
- Hij speurde elke avond de hemel af naar vallende sterren.
- Zij speurden dagenlang de bossen af naar de verdwenen kinderen.
- Wij speurden urenlang door oude boeken voor historische feiten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Speuren with some of the pronouns.
- Ik heb gespeurd naar sporen van wilde dieren.
- Jij bent al lang aan het speuren geweest naar de juiste oplossing.
- Hij heeft intensief gespeurd naar de vermiste sleutels.
- Zij hebben vruchteloos gespeurd naar het verloren sieraad.
- Wij zijn dagenlang blijven speuren naar de vermiste hond.