spreken

Conjugations List of Spreken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspreeksprakheb gesproken
jij, je, uspreektsprakhebt gesproken
hij, zij, hetspreektsprakheeft gesproken
wijsprekensprakenhebben gesproken
julliesprekensprakenhebben gesproken
zij, zesprekensprakenhebben gesproken

Presens
Beta

Example presens sentences for Spreken with some of the pronouns.

  • Ik spreek Nederlands vloeiend.
  • Hij spreekt graag over zijn reizen.
  • Wij spreken regelmatig af om bij te praten.
  • Jullie spreken de waarheid altijd.
  • De kinderen spreken meerdere talen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spreken with some of the pronouns.

  • Vroeger sprak ik niet zo goed Nederlands.
  • Hij sprak langzaam en duidelijk zodat iedereen hem kon begrijpen.
  • Wij spraken altijd samen tijdens de lessen.
  • Jullie spraken rustig en geduldig tegen de ouderen.
  • Toen ik jonger was, sprak ik vaak in het openbaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spreken with some of the pronouns.

  • Ik heb Nederlands gesproken sinds mijn jeugd.
  • Hij heeft gisteren een toespraak gehouden.
  • Wij hebben al vaak met elkaar gesproken.
  • Jullie hebben onlangs veel over dit onderwerp gesproken.
  • De docent heeft het belang van spreken benadrukt.