uitzingen

Conjugations List of Uitzingen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzing uitzong uitheb uitgezongen
jij, je, uzingt uitzong uithebt uitgezongen
hij, zij, hetzingt uitzong uitheeft uitgezongen
wijzingen uitzongen uithebben uitgezongen
julliezingen uitzongen uithebben uitgezongen
zij, zezingen uitzongen uithebben uitgezongen

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitzingen with some of the pronouns.

  • Ik zing een liedje uit.
  • Jij zingt het nummer uit.
  • Hij/Zij zingt de melodie uit.
  • Wij zingen het lied helemaal uit.
  • Jullie zingen vrolijk mee uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitzingen with some of the pronouns.

  • Ik zong het liedje uit.
  • Jij zong het nummer uit.
  • Hij/Zij zong de melodie uit.
  • Wij zongen het lied helemaal uit.
  • Jullie zongen vrolijk mee uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitzingen with some of the pronouns.

  • Ik heb het liedje uitgezongen.
  • Jij hebt het nummer uitgezongen.
  • Hij/Zij heeft de melodie uitgezongen.
  • Wij hebben het lied helemaal uitgezongen.
  • Jullie hebben vrolijk mee uitgezongen.