vastnieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | niet vast | niette vast | heb vastgeniet |
jij, je, u | niet vast | niette vast | hebt vastgeniet |
hij, zij, het | niet vast | niette vast | heeft vastgeniet |
wij | nieten vast | nietten vast | hebben vastgeniet |
jullie | nieten vast | nietten vast | hebben vastgeniet |
zij, ze | nieten vast | nietten vast | hebben vastgeniet |
Presens
Example presens sentences for Vastnieten with some of the pronouns.
- Ik niet vellen vast met een nietmachine.
- Jij niet de papieren vast met een nietje.
- Hij/Zij/Het niet documenten vast met een nietapparaat.
- Wij niet de bladzijden vast met een nietpistool.
- Jullie niet de formulieren vast met een niettang.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vastnieten with some of the pronouns.
- Ik niette vellen vast met een nietmachine.
- Jij niette de papieren vast met een nietje.
- Hij/Zij/Het niette documenten vast met een nietapparaat.
- Wij nietten de bladzijden vast met een nietpistool.
- Jullie nietten de formulieren vast met een niettang.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vastnieten with some of the pronouns.
- Ik heb vellen vastgeniet met een nietmachine.
- Jij hebt de papieren vastgeniet met een nietje.
- Hij/Zij/Het heeft documenten vastgeniet met een nietapparaat.
- Wij hebben de bladzijden vastgeniet met een nietpistool.
- Jullie hebben de formulieren vastgeniet met een niettang.