verzweren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verzweer | verzwoor | ben verzworen |
jij, je, u | verzweert | verzwoor | bent verzworen |
hij, zij, het | verzweert | verzwoor | is verzworen |
wij | verzweren | verzworen | zijn verzworen |
jullie | verzweren | verzworen | zijn verzworen |
zij, ze | verzweren | verzworen | zijn verzworen |
PresensBeta
Example presens sentences for Verzweren with some of the pronouns.
- Ik verzweer dat ik altijd mijn best doe.
- Jij zweert bij de waarheid.
- Hij/zij/het zweert trouw aan zijn/haar principes.
- Wij zweren samen te werken voor een betere toekomst.
- Jullie zweren bij elkaar te blijven in goede en slechte tijden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verzweren with some of the pronouns.
- Ik zwoer dat ik het zou doen, maar ik faalde.
- Jij zweerde nooit meer met hem/haar te praten.
- Hij/zij/het zwoer wraak te nemen op zijn/haar vijanden.
- Wij zwoeren een eeuwig verbond te smeden.
- Jullie zwoeren altijd voor elkaar klaar te staan, ongeacht de omstandigheden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verzweren with some of the pronouns.
- Ik heb gezworen om eerlijk te zijn.
- Jij bent voor altijd verbonden met die eed gezworen.
- Hij/zij/het heeft beloofd om te veranderen, maar heeft het niet waargemaakt.
- Wij hebben ons verzet tegen onrechtvaardigheid gezworen.
- Jullie zijn de geloften vergeten die jullie elkaar hebben gezworen.