vitten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vit | vitte | heb gevit |
jij, je, u | vit | vitte | hebt gevit |
hij, zij, het | vit | vitte | heeft gevit |
wij | vitten | vitten | hebben gevit |
jullie | vitten | vitten | hebben gevit |
zij, ze | vitten | vitten | hebben gevit |
PresensBeta
Example presens sentences for Vitten with some of the pronouns.
- Ik vit op de kleinste foutjes in mijn studentenwerk.
- Jij vitt over alles wat niet perfect is.
- Hij/zij/het vit constant op zijn/haar collega's.
- Wij vitten altijd op de slordigheid van het bureau.
- Jullie vitten graag op het gebrek aan discipline bij de leerlingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vitten with some of the pronouns.
- Ik vitte altijd op de manier waarop hij sprak.
- Jij vittelde vroeger veel over onbelangrijke zaken.
- Hij/zij/het vitte voortdurend op de slechte gewoonten.
- Wij vitten regelmatig op de trage internetverbinding.
- Jullie vittelden geduldig over het gebrek aan duidelijkheid.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vitten with some of the pronouns.
- Ik heb gevit op de presentatie van gisteren.
- Jij hebt kritiek geleverd op mijn grammatica.
- Hij/zij/het heeft eindeloos gevit op het nieuwe beleid.
- Wij hebben veel geklaagd over de dienstverlening.
- Jullie hebben steeds commentaar gegeven op de planning.