meevieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vier mee | vierde mee | heb meegevierd |
jij, je, u | viert mee | vierde mee | hebt meegevierd |
hij, zij, het | viert mee | vierde mee | heeft meegevierd |
wij | vieren mee | vierden mee | hebben meegevierd |
jullie | vieren mee | vierden mee | hebben meegevierd |
zij, ze | vieren mee | vierden mee | hebben meegevierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Meevieren with some of the pronouns.
- Ik vier de verjaardag van mijn vriend mee.
- We vieren Koningsdag samen met onze buren.
- Jullie vieren het succes van het project mee.
- Hij viert het jubileum van zijn ouders mee.
- Zij vieren het kampioenschap van hun team mee.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meevieren with some of the pronouns.
- Ik vierde altijd Sinterklaas mee toen ik jonger was.
- We vierden de vakantieperiode altijd mee op het strand.
- Jullie vierden vroeger elk weekend een feest mee.
- Hij vierde vroeger alle nationale feestdagen mee.
- Zij vierden de traditionele festivals altijd mee in hun geboorteland.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meevieren with some of the pronouns.
- Ik heb de overwinning meegevierd.
- We hebben het nieuwe jaar meegevierd in Amsterdam.
- Jullie hebben de promotie meegevierd met een feestje.
- Hij heeft de geboorte van zijn neefje meegevierd.
- Zij hebben het huwelijksjubileum van hun ouders meegevierd.