wegbreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | breek weg | brak weg | heb weggebroken |
jij, je, u | breekt weg | brak weg | hebt weggebroken |
hij, zij, het | breekt weg | brak weg | heeft weggebroken |
wij | breken weg | braken weg | hebben weggebroken |
jullie | breken weg | braken weg | hebben weggebroken |
zij, ze | breken weg | braken weg | hebben weggebroken |
Presens
Example presens sentences for Wegbreken with some of the pronouns.
- Ik breek de muur weg om meer ruimte te creëren.
- Je breekt een stukje af als je het niet voorzichtig doet.
- Hij breekt regelmatig dingen per ongeluk tijdens het klussen.
- We breken de oude meubels weg en vervangen ze door nieuwe.
- Jullie breken de slechte gewoonte van te laat komen langzaam af.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wegbreken with some of the pronouns.
- Ik brak de muur weg om meer ruimte te creëren.
- Je brak een stukje af toen je het niet voorzichtig deed.
- Hij brak regelmatig dingen per ongeluk tijdens het klussen.
- We braken de oude meubels weg en vervingen ze door nieuwe.
- Jullie braken de slechte gewoonte van te laat komen langzaam af.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wegbreken with some of the pronouns.
- Ik heb de muur weggebroken om meer ruimte te creëren.
- Je hebt een stukje afgebroken toen je het niet voorzichtig deed.
- Hij heeft regelmatig dingen per ongeluk gebroken tijdens het klussen.
- We hebben de oude meubels weggebroken en vervangen door nieuwe.
- Jullie hebben de slechte gewoonte van te laat komen langzaam afgebroken.