zoetvijlen

Conjugations List of Zoetvijlen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzoetvijlzoetvijldeheb gezoetvijld
jij, je, uzoetvijltzoetvijldehebt gezoetvijld
hij, zij, hetzoetvijltzoetvijldeheeft gezoetvijld
wijzoetvijlenzoetvijldenhebben gezoetvijld
julliezoetvijlenzoetvijldenhebben gezoetvijld
zij, zezoetvijlenzoetvijldenhebben gezoetvijld

Presens
Beta

Example presens sentences for Zoetvijlen with some of the pronouns.

  • Ik zoetvijl elke dag mijn nagels.
  • Jij zoetvijlt je tanden goed.
  • Hij/Zij/Het zoetvijlt zijn/haar kennis regelmatig bij.
  • Wij zoetvijlen de randen van het meubilair.
  • Jullie zoetvijlen de metalen voorwerpen in de werkplaats.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zoetvijlen with some of the pronouns.

  • Ik zoetvijlde vroeger altijd mijn nagels.
  • Jij zoetvijlde je tanden grondig.
  • Hij/Zij/Het zoetvijlde zijn/haar kennis regelmatig bij.
  • Wij zoetvijlden de randen van het meubilair regelmatig.
  • Jullie zoetvijlden de metalen voorwerpen in de werkplaats altijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zoetvijlen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn nagels zoetgevijld.
  • Jij hebt je tanden goed zoetgevijld.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar kennis regelmatig zoetgevijld.
  • Wij hebben de randen van het meubilair zoetgevijld.
  • Jullie hebben de metalen voorwerpen in de werkplaats zoetgevijld.