openprikken

Conjugations List of Openprikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikprik openprikte openheb opengeprikt
jij, je, uprikt openprikte openhebt opengeprikt
hij, zij, hetprikt openprikte openheeft opengeprikt
wijprikken openprikten openhebben opengeprikt
jullieprikken openprikten openhebben opengeprikt
zij, zeprikken openprikten openhebben opengeprikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Openprikken with some of the pronouns.

  • Ik openprik een ballon voor het feest.
  • Jij openprikt de envelop om te kijken wat erin zit.
  • Hij/Zij prikt de luchtbel met een naald.
  • Wij prikken de plastic verpakking open om bij de inhoud te komen.
  • Jullie openprikken de folie van de etenswaren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Openprikken with some of the pronouns.

  • Vroeger prikte ik altijd de ballonnen kapot.
  • Toen ik de envelop zag, prikte ik hem meteen open.
  • Als kind prikte hij vaak luchtbellen stuk met een naald.
  • Elke keer als we iets wilden eten, prikten we de verpakking open.
  • Vroeger haalden jullie altijd de folie van de etenswaren af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Openprikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de ballon opengeprikt tijdens het feest.
  • Jij hebt de envelop opengemaakt en gekeken wat erin zat.
  • Hij/Zij heeft de luchtbel doorgeprikt met een naald.
  • Wij hebben de plastic verpakking opengesneden om bij de inhoud te komen.
  • Jullie hebben de folie van de etenswaren afgehaald.