afspatten

Conjugations List of Afspatten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspat afspatte afben afgespat
jij, je, uspat afspatte afbent afgespat
hij, zij, hetspat afspatte afis afgespat
wijspatten afspatten afzijn afgespat
julliespatten afspatten afzijn afgespat
zij, zespatten afspatten afzijn afgespat

Presens
Beta

Example presens sentences for Afspatten with some of the pronouns.

  • Het water spat af wanneer ik met mijn handen erin sla.
  • De verf spat af als ik de kwast op het doek zet.
  • Wanneer je op de modderige grond stampt, spat het vuil af.
  • Als de bal tegen de muur knalt, spat hij af.
  • Bij harde regenval spat het water van de straat af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afspatten with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, spatte het water altijd af als ik in de plassen sprong.
  • Vroeger spatte de modder van de wielen van de tractor af tijdens het ploegen.
  • Toen we naar het strand gingen, spatte het zand altijd af onder onze voeten.
  • Elke keer als de bal de muur raakte, spatte hij af in een andere richting.
  • Het vuurwerk spatte vroeger altijd zo mooi af tijdens oud en nieuw.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afspatten with some of the pronouns.

  • Ik ben blijven kijken toen de champagnekurk afspatte.
  • We hebben gelachen toen de vuurpijlen afspatten in de lucht.
  • Toen de ballon knapte, was iedereen geschrokken van het luide geluid dat afspatte.
  • Na de ontploffing zag je de vonken en brokstukken alle kanten op afspatten.
  • Nadat de fles werd geopend, spatte de bubbels af.