wegnemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | neem weg | nam weg | heb weggenomen |
jij, je, u | neemt weg | nam weg | hebt weggenomen |
hij, zij, het | neemt weg | nam weg | heeft weggenomen |
wij | nemen weg | namen weg | hebben weggenomen |
jullie | nemen weg | namen weg | hebben weggenomen |
zij, ze | nemen weg | namen weg | hebben weggenomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegnemen with some of the pronouns.
- Ik neem de boeken weg.
- Jij neemt de sleutels weg.
- Hij neemt de verantwoordelijkheid weg.
- Wij nemen de zorgen weg.
- Zij nemen de pijn weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegnemen with some of the pronouns.
- Ik nam de boeken weg.
- Jij nam de sleutels weg.
- Hij nam de verantwoordelijkheid weg.
- Wij namen de zorgen weg.
- Zij namen de pijn weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegnemen with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken weggenomen.
- Jij hebt de sleutels weggenomen.
- Hij heeft de verantwoordelijkheid weggenomen.
- Wij hebben de zorgen weggenomen.
- Zij hebben de pijn weggenomen.