rondtollen

Conjugations List of Rondtollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktol rondtolde rondheb rondgetold
jij, je, utolt rondtolde rondhebt rondgetold
hij, zij, hettolt rondtolde rondheeft rondgetold
wijtollen rondtolden rondhebben rondgetold
jullietollen rondtolden rondhebben rondgetold
zij, zetollen rondtolden rondhebben rondgetold

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondtollen with some of the pronouns.

  • De tol rondtolt op het speelplein.
  • Ik tol rond in de kamer.
  • Jij tollet rond op je skateboard.
  • Hij/Zij tollet rond in de draaimolen.
  • Wij tollen rond op de carrousel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondtollen with some of the pronouns.

  • De tol tolde rond op het speelplein.
  • Ik tolde rond in de kamer.
  • Jij tolde rond op je skateboard.
  • Hij/Zij tolde rond in de draaimolen.
  • Wij tuilden rond op de carrousel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondtollen with some of the pronouns.

  • De tol heeft rondgetold op het speelplein.
  • Ik heb rondgetold in de kamer.
  • Jij hebt rondgetold op je skateboard.
  • Hij/Zij heeft rondgetold in de draaimolen.
  • Wij hebben rondgetold op de carrousel.