wegstemmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stem weg | stemde weg | heb weggestemd |
jij, je, u | stemt weg | stemde weg | hebt weggestemd |
hij, zij, het | stemt weg | stemde weg | heeft weggestemd |
wij | stemmen weg | stemden weg | hebben weggestemd |
jullie | stemmen weg | stemden weg | hebben weggestemd |
zij, ze | stemmen weg | stemden weg | hebben weggestemd |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegstemmen with some of the pronouns.
- Ik stem weg.
- Jij/je stemt weg.
- Hij/zij/het stemt weg.
- Wij/we stemmen weg.
- Jullie stemmen weg.
- Zij stemmen weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegstemmen with some of the pronouns.
- Ik stemde weg.
- Jij/je stemde weg.
- Hij/zij/het stemde weg.
- Wij/we stemden weg.
- Jullie stemden weg.
- Zij stemden weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegstemmen with some of the pronouns.
- Ik heb weggestemd.
- Jij/je hebt weggestemd.
- Hij/zij/het heeft weggestemd.
- Wij/we hebben weggestemd.
- Jullie hebben weggestemd.
- Zij hebben weggestemd.