aanbelangen

Conjugations List of Aanbelangen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbelang aanbelangde aanheb aanbelangd
jij, je, ubelangt aanbelangde aanhebt aanbelangd
hij, zij, hetbelangt aanbelangde aanheeft aanbelangd
wijbelangen aanbelangden aanhebben aanbelangd
julliebelangen aanbelangden aanhebben aanbelangd
zij, zebelangen aanbelangden aanhebben aanbelangd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanbelangen with some of the pronouns.

  • Het belangt mij aan om op tijd te komen.
  • Het belangen ons aan om de vergadering voor te bereiden.
  • Het belangt haar aan om haar studie af te ronden.
  • Het belangt jullie aan om goede resultaten te behalen.
  • Het belangt hen aan om zich aan de regels te houden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanbelangen with some of the pronouns.

  • Het belaagde mij aan om op tijd te komen.
  • Het belaagde ons aan om de vergadering voor te bereiden.
  • Het belaagde haar aan om haar studie af te ronden.
  • Het belaagde jullie aan om goede resultaten te behalen.
  • Het belaagde hen aan om zich aan de regels te houden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanbelangen with some of the pronouns.

  • Het heeft mij aangebelangd om op tijd te komen.
  • Het heeft ons aangebelangd om de vergadering voor te bereiden.
  • Het heeft haar aangebelangd om haar studie af te ronden.
  • Het heeft jullie aangebelangd om goede resultaten te behalen.
  • Het heeft hen aangebelangd om zich aan de regels te houden.