brandschatten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brandschat | brandschatte | heb gebrandschat |
jij, je, u | brandschat | brandschatte | hebt gebrandschat |
hij, zij, het | brandschat | brandschatte | heeft gebrandschat |
wij | brandschatten | brandschatten | hebben gebrandschat |
jullie | brandschatten | brandschatten | hebben gebrandschat |
zij, ze | brandschatten | brandschatten | hebben gebrandschat |
PresensBeta
Example presens sentences for Brandschatten with some of the pronouns.
- Ik brandschat de stad tijdens het conflict.
- Jij brandschat de huizen in de buurt.
- Hij brandschat regelmatig dorpen in het oorlogsgebied.
- Zij brandschatten de woningen van onschuldige mensen.
- We brandschatten de gebouwen om onze macht te tonen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Brandschatten with some of the pronouns.
- Ik brand-schatten de stad tijdens het conflict.
- Jij brand-schatten de huizen in de buurt.
- Hij brand-schatten regelmatig dorpen in het oorlogsgebied.
- Zij brand-schatten de woningen van onschuldige mensen.
- We brand-schatten de gebouwen om onze macht te tonen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Brandschatten with some of the pronouns.
- Ik heb de stad gebrandschat tijdens het conflict.
- Jij hebt de huizen in de buurt gebrandschat.
- Hij heeft regelmatig dorpen in het oorlogsgebied gebrandschat.
- Zij hebben de woningen van onschuldige mensen gebrandschat.
- We hebben de gebouwen gebrandschat om onze macht te tonen.