vernestelen

Conjugations List of Vernestelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvernestelvernesteldeheb vernesteld
jij, je, uvernesteltvernesteldehebt vernesteld
hij, zij, hetvernesteltvernesteldeheeft vernesteld
wijvernestelenvernesteldenhebben vernesteld
jullievernestelenvernesteldenhebben vernesteld
zij, zevernestelenvernesteldenhebben vernesteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Vernestelen with some of the pronouns.

  • Ik vernestel
  • Jij vernestelt
  • Hij/Zij vernestelt
  • Wij vernestelen
  • Jullie vernestelen
  • Zij vernestelen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vernestelen with some of the pronouns.

  • Ik vernestelde
  • Jij vernestelde
  • Hij/Zij vernestelde
  • Wij vernestelden
  • Jullie vernestelden
  • Zij vernestelden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vernestelen with some of the pronouns.

  • Ik heb vernesteld
  • Jij hebt vernesteld
  • Hij/Zij heeft vernesteld
  • Wij hebben vernesteld
  • Jullie hebben vernesteld
  • Zij hebben vernesteld