aanbruisen

Conjugations List of Aanbruisen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbruis aanbruiste aanheb aangebruist
jij, je, ubruist aanbruiste aanhebt aangebruist
hij, zij, hetbruist aanbruiste aanheeft aangebruist
wijbruisen aanbruisten aanhebben aangebruist
julliebruisen aanbruisten aanhebben aangebruist
zij, zebruisen aanbruisten aanhebben aangebruist

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanbruisen with some of the pronouns.

  • Ik bruist aan.
  • Jij bruist aan.
  • Hij/Zij/Het bruist aan.
  • Wij bruisen aan.
  • Jullie bruisten aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanbruisen with some of the pronouns.

  • Ik bruiste aan.
  • Jij bruiste aan.
  • Hij/Zij/Het bruiste aan.
  • Wij bruisten aan.
  • Jullie bruisten aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanbruisen with some of the pronouns.

  • Ik ben aangebruisd.
  • Jij bent aangebruisd.
  • Hij/Zij/Het is aangebruisd.
  • Wij zijn aangebruist.
  • Jullie zijn aangebruist.