aandruisen

Conjugations List of Aandruisen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdruis aandruiste aanheb aangedruist
jij, je, udruist aandruiste aanhebt aangedruist
hij, zij, hetdruist aandruiste aanheeft aangedruist
wijdruisen aandruisten aanhebben aangedruist
julliedruisen aandruisten aanhebben aangedruist
zij, zedruisen aandruisten aanhebben aangedruist

Presens
Beta

Example presens sentences for Aandruisen with some of the pronouns.

  • Ik druis aan
  • Jij druist aan
  • Hij/Zij/Het druist aan
  • Wij druisen aan
  • Jullie druizen aan
  • Zij druisen aan

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aandruisen with some of the pronouns.

  • Ik druisde aan
  • Jij druisde aan
  • Hij/Zij/Het druisde aan
  • Wij druisden aan
  • Jullie druisden aan
  • Zij druisden aan

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aandruisen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangedruisd
  • Jij hebt aangedruisd
  • Hij/Zij/Het heeft aangedruisd
  • Wij hebben aangedruisd
  • Jullie hebben aangedruisd
  • Zij hebben aangedruisd