aanlengen

Conjugations List of Aanlengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleng aanlengde aanheb aangelengd
jij, je, ulengt aanlengde aanhebt aangelengd
hij, zij, hetlengt aanlengde aanheeft aangelengd
wijlengen aanlengden aanhebben aangelengd
jullielengen aanlengden aanhebben aangelengd
zij, zelengen aanlengden aanhebben aangelengd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanlengen with some of the pronouns.

  • Ik leng de drank aan.
  • Jij lengt de drank aan.
  • Hij/Zij/Het lengt de drank aan.
  • Wij lengen de drank aan.
  • Jullie lengen de drank aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanlengen with some of the pronouns.

  • Ik lengde de drank aan.
  • Jij lengde de drank aan.
  • Hij/Zij/Het lengde de drank aan.
  • Wij lengden de drank aan.
  • Jullie lengden de drank aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanlengen with some of the pronouns.

  • Ik heb de drank aangelengd.
  • Jij hebt de drank aangelengd.
  • Hij/Zij/Het heeft de drank aangelengd.
  • Wij hebben de drank aangelengd.
  • Jullie hebben de drank aangelengd.