aanvreten

Conjugations List of Aanvreten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvreet aanvrat aanheb aangevreten
jij, je, uvreet aanvrat aanhebt aangevreten
hij, zij, hetvreet aanvrat aanheeft aangevreten
wijvreten aanvraten aanhebben aangevreten
jullievreten aanvraten aanhebben aangevreten
zij, zevreten aanvraten aanhebben aangevreten

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanvreten with some of the pronouns.

  • Ik vreet aan mijn nagels als ik gestrest ben.
  • Hij vreet aan zijn zelfvertrouwen door constant kritiek te ontvangen.
  • Zij vreten aan de restjes van gisterenavond.
  • We vreten aan de winst door hoge kosten.
  • Jullie vreten aan de taart terwijl ik die nog niet wil serveren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanvreten with some of the pronouns.

  • Ik vrat aan mijn boterhammen terwijl ik tv keek.
  • Hij vrat aan zijn potlood uit frustratie.
  • Zij vrat aan haar lip omdat ze zenuwachtig was.
  • We vraten aan de chocolade voordat het cadeau was ingepakt.
  • Jullie vraten stiekem aan de koekjes in de kast.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanvreten with some of the pronouns.

  • Ik heb aan mijn pen vreten uit verveling.
  • Hij heeft aan zijn eten vreten voordat hij het kon proeven.
  • Zij heeft aan haar nagels vreten tijdens de film.
  • We hebben aan de voorraad vreten toen we geen boodschappen hadden gedaan.
  • Jullie hebben aan de kabels vreten en nu werken ze niet meer.