aborteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | aborteer | aborteerde | heb geaborteerd |
jij, je, u | aborteert | aborteerde | hebt geaborteerd |
hij, zij, het | aborteert | aborteerde | heeft geaborteerd |
wij | aborteren | aborteerden | hebben geaborteerd |
jullie | aborteren | aborteerden | hebben geaborteerd |
zij, ze | aborteren | aborteerden | hebben geaborteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aborteren with some of the pronouns.
- Ik aborteer de discussie over dit onderwerp.
- Jij aborteert de plannen van het team.
- Hij/zij/het aborteert de missie van de organisatie.
- Wij aborteren de samenwerking met dat bedrijf.
- Jullie aborteren de kans op succes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aborteren with some of the pronouns.
- Ik aborteerde de discussie over dit onderwerp.
- Jij aborteerde de plannen van het team.
- Hij/zij/het aborteerde de missie van de organisatie.
- Wij aborteerden de samenwerking met dat bedrijf.
- Jullie aborteerden de kans op succes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aborteren with some of the pronouns.
- Ik heb de discussie over dit onderwerp geaborteerd.
- Jij hebt de plannen van het team geaborteerd.
- Hij/zij/het heeft de missie van de organisatie geaborteerd.
- Wij hebben de samenwerking met dat bedrijf geaborteerd.
- Jullie hebben de kans op succes geaborteerd.