afblokken

Conjugations List of Afblokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblok afblokte afheb afgeblokt
jij, je, ublokt afblokte afhebt afgeblokt
hij, zij, hetblokt afblokte afheeft afgeblokt
wijblokken afblokten afhebben afgeblokt
jullieblokken afblokten afhebben afgeblokt
zij, zeblokken afblokten afhebben afgeblokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afblokken with some of the pronouns.

  • Ik blok af voor het examen.
  • Jij blokt af na de training.
  • Hij/Zij blokt af op zijn/haar taken.
  • Wij blokken af tijdens de les.
  • Zij blokken af voor de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afblokken with some of the pronouns.

  • Ik blokte af voor het examen.
  • Jij blokte af na de training.
  • Hij/Zij blokte af op zijn/haar taken.
  • Wij blokten af tijdens de les.
  • Zij blokten af voor de wedstrijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afblokken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgeblokt voor het examen.
  • Jij hebt afgeblokt na de training.
  • Hij/Zij heeft afgeblokt op zijn/haar taken.
  • Wij hebben afgeblokt tijdens de les.
  • Zij hebben afgeblokt voor de wedstrijd.