velouteren

Conjugations List of Velouteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvelouteervelouteerdeheb gevelouteerd
jij, je, uvelouteertvelouteerdehebt gevelouteerd
hij, zij, hetvelouteertvelouteerdeheeft gevelouteerd
wijvelouterenvelouteerdenhebben gevelouteerd
jullievelouterenvelouteerdenhebben gevelouteerd
zij, zevelouterenvelouteerdenhebben gevelouteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Velouteren with some of the pronouns.

  • Ik velouteer de soep.
  • Jij velouteert de saus.
  • Hij/Zij velouteert de stoofpot.
  • Wij velouteeren de bouillon.
  • Zij velouteeren de maaltijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Velouteren with some of the pronouns.

  • Ik velouteerde de soep gisteren.
  • Jij velouteerde de saus vorige week.
  • Hij/Zij velouteerde de stoofpot vroeger.
  • Wij velouteerden de bouillon altijd.
  • Zij velouteerden de maaltijd regelmatig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Velouteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de soep gevelouteerd.
  • Jij hebt de saus gevelouteerd.
  • Hij/Zij heeft de stoofpot gevelouteerd.
  • Wij hebben de bouillon gevelouteerd.
  • Zij hebben de maaltijd gevelouteerd.