doorhangen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hang door | hing door | heb doorgehangen |
jij, je, u | hangt door | hing door | hebt doorgehangen |
hij, zij, het | hangt door | hing door | heeft doorgehangen |
wij | hangen door | hingen door | hebben doorgehangen |
jullie | hangen door | hingen door | hebben doorgehangen |
zij, ze | hangen door | hingen door | hebben doorgehangen |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorhangen with some of the pronouns.
- Ik hang door in de lange vergadering.
- Jij hangt door tijdens het wachten.
- Hij/Zij/Het hangt door in de regen.
- Wij hangen door in de drukke winkelstraat.
- Jullie hangen door tot laat in de avond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorhangen with some of the pronouns.
- Ik heb doorgehangen in het café gisteravond.
- Jij hebt doorgehangen op het feestje vorige week.
- Hij/Zij/Het heeft doorgehangen bij vrienden dit weekend.