afdokken

Conjugations List of Afdokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdok afdokte afheb afgedokt
jij, je, udokt afdokte afhebt afgedokt
hij, zij, hetdokt afdokte afheeft afgedokt
wijdokken afdokten afhebben afgedokt
julliedokken afdokten afhebben afgedokt
zij, zedokken afdokten afhebben afgedokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afdokken with some of the pronouns.

  • Ik dok af voor de schade.
  • Jij dokt af bij de kassa.
  • Hij/zij/het dokt af met zijn creditcard.
  • Wij dokken af na het eten.
  • Jullie dokken af aan de balie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afdokken with some of the pronouns.

  • Ik dokte af voor de schade.
  • Jij dokte af bij de kassa.
  • Hij/zij/het dokte af met zijn creditcard.
  • Wij dokten af na het eten.
  • Jullie dokten af aan de balie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afdokken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgdokt voor de schade.
  • Jij hebt afgdokt bij de kassa.
  • Hij/zij/het heeft afgdokt met zijn creditcard.
  • Wij hebben afgdokt na het eten.
  • Jullie hebben afgdokt aan de balie.