collectiviseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | collectiviseer | collectiviseerde | heb gecollectiviseerd |
jij, je, u | collectiviseert | collectiviseerde | hebt gecollectiviseerd |
hij, zij, het | collectiviseert | collectiviseerde | heeft gecollectiviseerd |
wij | collectiviseren | collectiviseerden | hebben gecollectiviseerd |
jullie | collectiviseren | collectiviseerden | hebben gecollectiviseerd |
zij, ze | collectiviseren | collectiviseerden | hebben gecollectiviseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Collectiviseren with some of the pronouns.
- Ik collectiviseer de landbouwgronden.
- Jij collectiviseert de fabrieken.
- Hij/Zij collectiviseert de bedrijven.
- Wij collectiviseren de productiemiddelen.
- Zij collectiviseren de economie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Collectiviseren with some of the pronouns.
- Ik collectiviseerde de landbouwgronden.
- Jij collectiviseerde de fabrieken.
- Hij/Zij collectiviseerde de bedrijven.
- Wij collectiviseerden de productiemiddelen.
- Zij collectiviseerden de economie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Collectiviseren with some of the pronouns.
- Ik heb de landbouwgronden gecollectiviseerd.
- Jij hebt de fabrieken gecollectiviseerd.
- Hij/Zij heeft de bedrijven gecollectiviseerd.
- Wij hebben de productiemiddelen gecollectiviseerd.
- Zij hebben de economie gecollectiviseerd.