meeliften

Conjugations List of Meeliften.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklift meeliftte meeheb meegelift
jij, je, ulift meeliftte meehebt meegelift
hij, zij, hetlift meeliftte meeheeft meegelift
wijliften meeliftten meehebben meegelift
jullieliften meeliftten meehebben meegelift
zij, zeliften meeliftten meehebben meegelift

Presens
Beta

Example presens sentences for Meeliften with some of the pronouns.

  • Ik lift mee naar het werk.
  • Jij lift mee met mij naar de stad.
  • Hij/Zij liften mee naar het feestje.
  • Wij liften altijd mee met anderen.
  • Jullie liften graag mee naar de film.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meeliften with some of the pronouns.

  • Vroeger liftte ik regelmatig mee met mijn vrienden.
  • Toen ik jonger was, liften we samen naar de sportclub.
  • Hij/Zij lifte vroeger vaak mee met onbekenden.
  • Elke zomer liften wij naar verschillende vakantiebestemmingen.
  • Als kind liften jullie soms stiekem mee met vrachtwagenchauffeurs.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meeliften with some of the pronouns.

  • Ik heb meegelift naar school.
  • Jij bent met mij meegelift naar het strand.
  • Hij/Zij is met ons meegelift naar het concert.
  • Wij hebben vaak meegelift naar de supermarkt.
  • Jullie zijn gisteren meegegaan en hebben meegelift naar de dierentuin.