presseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | presseer | presseerde | heb gepresseerd |
jij, je, u | presseert | presseerde | hebt gepresseerd |
hij, zij, het | presseert | presseerde | heeft gepresseerd |
wij | presseren | presseerden | hebben gepresseerd |
jullie | presseren | presseerden | hebben gepresseerd |
zij, ze | presseren | presseerden | hebben gepresseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Presseren with some of the pronouns.
- Ik pressereer elke ochtend mijn sinaasappelsap.
- Jij pressereert je kleding voordat je het aantrekt.
- Hij/Zij pressereert de citroen om sap te krijgen.
- Wij/Jullie/Zij presseren de druiven tot wijn.
- De machine pressereert het metaal in de gewenste vorm.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Presseren with some of the pronouns.
- Vroeger perste ik altijd mijn eigen sinaasappelsap.
- Jij perste je kleding met de hand, omdat je geen strijkijzer had.
- Hij/Zij perste de citroen om een frisse smaak aan het gerecht toe te voegen.
- Wij/Jullie/Zij persten de druiven met de voeten, zoals ze dat vroeger deden.
- De oude machine perste het metaal niet zo precies als de nieuwe machine nu doet.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Presseren with some of the pronouns.
- Ik heb geperst sinaasappelsap gedronken.
- Jij hebt je kleding geperst voordat je uitging.
- Hij/Zij heeft de citroen geperst om sap te krijgen.
- Wij/Jullie/Zij hebben de druiven geperst tot wijn.
- De machine heeft het metaal geperst in de gewenste vorm.