burlen

Conjugations List of Burlen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikburlburldeheb geburld
jij, je, uburltburldehebt geburld
hij, zij, hetburltburldeheeft geburld
wijburlenburldenhebben geburld
jullieburlenburldenhebben geburld
zij, zeburlenburldenhebben geburld

Presens
Beta

Example presens sentences for Burlen with some of the pronouns.

  • De herten burlen in het bos.
  • Ik bulder vaak als ik iets grappig vind.
  • Jij bolt onze banden op.
  • Hij bulkt van energie na het sporten.
  • Wij bulderen van het lachen om die mop.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Burlen with some of the pronouns.

  • De herten burlen in het bosde.
  • Ik bulderde vaak als ik iets grappig vond.
  • Jij bolden onze banden op.
  • Hij bulkte van energie na het sporten.
  • Wij bulderden van het lachen om die mop.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Burlen with some of the pronouns.

  • De herten hebben gebuld in het bos.
  • Ik heb vaak gebulderd als ik iets grappig vond.
  • Jij hebt onze banden opgebold.
  • Hij heeft gebulkt van energie na het sporten.
  • Wij hebben gebulderd van het lachen om die mop.