affiliëren

Conjugations List of Affiliëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikaffilieeraffilieerdeheb geaffilieerd
jij, je, uaffilieertaffilieerdehebt geaffilieerd
hij, zij, hetaffilieertaffilieerdeheeft geaffilieerd
wijaffiliërenaffilieerdenhebben geaffilieerd
jullieaffiliërenaffilieerdenhebben geaffilieerd
zij, zeaffiliërenaffilieerdenhebben geaffilieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Affiliëren with some of the pronouns.

  • Ik affilieer me bij de nieuwe organisatie.
  • Jij affilieert je bij het nationale team.
  • Hij/zij/het affiliateert zich met de grote multinational.
  • Wij affiliëren ons bij de lokale vereniging.
  • Jullie affiliëren je met de internationale gemeenschap.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Affiliëren with some of the pronouns.

  • Ik affilieerde me bij de nieuwe organisatie.
  • Jij affilieerde je bij het nationale team.
  • Hij/zij/het affilieerde zich met de grote multinational.
  • Wij affilieerden ons bij de lokale vereniging.
  • Jullie affilieerden je met de internationale gemeenschap.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Affiliëren with some of the pronouns.

  • Ik heb me geaffilieerd bij de nieuwe organisatie.
  • Jij hebt je geaffilieerd bij het nationale team.
  • Hij/zij/het heeft zich geaffilieerd met de grote multinational.
  • Wij hebben ons geaffilieerd bij de lokale vereniging.
  • Jullie hebben je geaffilieerd met de internationale gemeenschap.