kermissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kermis | kermiste | heb gekermist |
jij, je, u | kermist | kermiste | hebt gekermist |
hij, zij, het | kermist | kermiste | heeft gekermist |
wij | kermissen | kermisten | hebben gekermist |
jullie | kermissen | kermisten | hebben gekermist |
zij, ze | kermissen | kermisten | hebben gekermist |
Presens
Example presens sentences for Kermissen with some of the pronouns.
- Ik kermis elk jaar met mijn vrienden.
- Jij kermt altijd zo luid tijdens de ritjes.
- Hij of zij kermt nooit op de kermis.
- Wij kermissen graag in de zomermaanden.
- Jullie kermissen vaak in dezelfde stad.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Kermissen with some of the pronouns.
- Ik kermda jaarlijks met mijn vrienden op de kermis.
- Jij kermdet altijd zo luid tijdens de ritjes vroeger.
- Hij of zij kermden nooit op de kermis toen ze jong waren.
- Wij kermden vroeger graag in de zomermaanden.
- Jullie kermden vaak in dezelfde stad jaren geleden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Kermissen with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week gekermd op de kermis.
- Jij hebt al meerdere keren gekermd in deze attractie.
- Hij of zij heeft nog nooit gekermd in zijn leven.
- Wij hebben gisteren gekermd tot laat in de avond.
- Jullie hebben al veel plezier gehad op deze kermis.