openleggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leg open | legde open | heb opengelegd |
jij, je, u | legt open | legde open | hebt opengelegd |
hij, zij, het | legt open | legde open | heeft opengelegd |
wij | leggen open | legden open | hebben opengelegd |
jullie | leggen open | legden open | hebben opengelegd |
zij, ze | leggen open | legden open | hebben opengelegd |
Presens
Example presens sentences for Openleggen with some of the pronouns.
- Ik leg het boek open.
- Jij legt de kaarten open.
- Hij/Zij legt de situatie open.
- Wij leggen de plannen open.
- Zij leggen de documenten open.
Perfectum
Example perfectum sentences for Openleggen with some of the pronouns.