prefabriceren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | prefabriceer | prefabriceerde | heb geprefabriceerd |
jij, je, u | prefabriceert | prefabriceerde | hebt geprefabriceerd |
hij, zij, het | prefabriceert | prefabriceerde | heeft geprefabriceerd |
wij | prefabriceren | prefabriceerden | hebben geprefabriceerd |
jullie | prefabriceren | prefabriceerden | hebben geprefabriceerd |
zij, ze | prefabriceren | prefabriceerden | hebben geprefabriceerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Prefabriceren with some of the pronouns.
- Ik prefabriceer de bouwmaterialen.
- Jij prefabriceert de betonnen platen.
- Hij/Zij/Het prefabriceert de elementen in de fabriek.
- Wij prefabriceren de constructies voor het project.
- Jullie prefabriceren de modules voor de woningen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Prefabriceren with some of the pronouns.
- Ik prefabriceerde de bouwmaterialen vorige week.
- Jij prefabriceerde de betonnen platen voor het project.
- Hij/Zij/Het prefabriceerde de elementen in de fabriek jarenlang.
- Wij prefabriceerden de constructies voor verschillende projecten.
- Jullie prefabriceerden de modules voor de woningen in het verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Prefabriceren with some of the pronouns.
- Ik heb de bouwmaterialen geprefabriceerd.
- Jij hebt de betonnen platen geprefabriceerd.
- Hij/Zij/Het heeft de elementen in de fabriek geprefabriceerd.
- Wij hebben de constructies voor het project geprefabriceerd.
- Jullie hebben de modules voor de woningen geprefabriceerd.