knarsetanden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | knarsetand | knarsetandde | heb geknarsetand |
jij, je, u | knarsetandt | knarsetandde | hebt geknarsetand |
hij, zij, het | knarsetandt | knarsetandde | heeft geknarsetand |
wij | knarsetanden | knarsetandden | hebben geknarsetand |
jullie | knarsetanden | knarsetandden | hebben geknarsetand |
zij, ze | knarsetanden | knarsetandden | hebben geknarsetand |
PresensBeta
Example presens sentences for Knarsetanden with some of the pronouns.
- Ik knarsetand elke nacht in mijn slaap.
- Jij knarsetandt als je gestrest bent.
- Hij knarsetandt van de pijn.
- Zij knarsetanden wanneer ze gefrustreerd is.
- We knarsetanden vaak als we gespannen zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Knarsetanden with some of the pronouns.
- Vroeger knarsetandde ik veel in mijn slaap.
- Toen ik jonger was, knarsetandde ik tijdens examens.
- Hij knarsetandde regelmatig tijdens het tandenpoetsen.
- Zij knarsetandden samen tijdens de spannende film.
- We knarsetandden altijd als we zenuwachtig waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Knarsetanden with some of the pronouns.
- Ik heb geknarsetand tijdens de vergadering.
- Jij hebt al een paar keer geknarsetand in je slaap.
- Hij heeft geknarsetand van woede.
- Zij heeft vannacht geknarsetand door stress.
- We hebben allemaal wel eens geknarsetand uit gewoonte.