bijklussen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klus bij | kluste bij | heb bijgeklust |
jij, je, u | klust bij | kluste bij | hebt bijgeklust |
hij, zij, het | klust bij | kluste bij | heeft bijgeklust |
wij | klussen bij | klusten bij | hebben bijgeklust |
jullie | klussen bij | klusten bij | hebben bijgeklust |
zij, ze | klussen bij | klusten bij | hebben bijgeklust |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijklussen with some of the pronouns.
- Ik bijklus in mijn vrije tijd.
- Jij bijklust regelmatig om wat extra geld te verdienen.
- Hij/Zij bijklust bij verschillende klanten.
- Wij bijklussen naast onze reguliere baan.
- Jullie bijklussen als zelfstandige ondernemers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijklussen with some of the pronouns.
- Ik kluste bij terwijl ik nog studeerde.
- Jij kluste regelmatig bij toen je werkloos was.
- Hij/Zij kluste vaak bij om de eindjes aan elkaar te knopen.
- Wij klusten bij tijdens de verbouwing van ons huis.
- Jullie klusten vroeger bij om extra zakgeld te verdienen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijklussen with some of the pronouns.
- Ik heb bijgeklust tijdens de zomervakantie.
- Jij hebt al eerder bijgeklust voor die opdrachtgever.
- Hij/Zij heeft veel bijgeklust in de afgelopen maanden.
- Wij hebben samen bijgeklust in het weekend.
- Jullie hebben veel bijgeklust sinds jullie verhuizing.