vermogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermag | vermocht | heb vermogen |
jij, je, u | vermag | vermocht | hebt vermogen |
hij, zij, het | vermag | vermocht | heeft vermogen |
wij | vermogen | vermochten | hebben vermogen |
jullie | vermogen | vermochten | hebben vermogen |
zij, ze | vermogen | vermochten | hebben vermogen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vermogen with some of the pronouns.
- Ik vermogen om deze taak uit te voeren.
- Jij vermogen snel te leren.
- Hij vermogen goed te communiceren.
- Wij vermogen de oplossing te vinden.
- Zij vermogen veel te bereiken met hard werken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vermogen with some of the pronouns.
- Ik vermocht niet om de juiste woorden te vinden.
- Jij vermocht destijds niet om de situatie te begrijpen.
- Hij vermocht niet om zijn angst te overwinnen.
- Wij vermochten niet om de deadline te halen.
- Zij vermochten niet om de overwinning te behalen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vermogen with some of the pronouns.
- Ik heb vermogen om mijn doelen te bereiken.
- Jij hebt snel vermogen opgebouwd.
- Hij heeft vermogen vergaard door slim te investeren.
- Wij hebben het vermogen ontwikkeld om flexibel te zijn.
- Zij hebben vermogen verworven door jarenlang te studeren.