leegbloeden

Conjugations List of Leegbloeden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbloed leegbloedde leegben leeggebloed
jij, je, ubloedt leegbloedde leegbent leeggebloed
hij, zij, hetbloedt leegbloedde leegis leeggebloed
wijbloeden leegbloedden leegzijn leeggebloed
julliebloeden leegbloedden leegzijn leeggebloed
zij, zebloeden leegbloedden leegzijn leeggebloed

Presens
Beta

Example presens sentences for Leegbloeden with some of the pronouns.

  • De wond leegbloedt snel.
  • De patiënt leegbloedt langzaam.
  • Het slachtoffer leegbloedt hevig.
  • De ader leegbloedt geleidelijk.
  • Mijn arm leegbloedt na de injectie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Leegbloeden with some of the pronouns.

  • De wond liep langzaam leeg.
  • De patiënt bloedde hevig leeg.
  • Het slachtoffer liep geleidelijk leeg.
  • De ader bloedde rustig leeg.
  • Mijn arm bloedde na de injectie leeg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Leegbloeden with some of the pronouns.

  • De wond is leeggelopen.
  • De patiënt heeft langzaam leeggebloed.
  • Het slachtoffer is hevig leeggelopen.
  • De ader is geleidelijk leeggelopen.
  • Mijn arm is leeggelopen na de injectie.